De toekomst houdt ons aardig bezig. We denken drie keer zo veel na over de toekomst als over het verleden. Tijdens die ‘prospectie’ vormen we ons een beeld van de mogelijke toekomst en evalueren we die: planning, voorspelling, hypothetische scenario’s, teleologische patronen, dagdromen, beoordeling van mogelijke gebeurtenissen, enzovoort.[i] Ook online is dit terug te zien: zo zoeken mensen op Google bijvoorbeeld 1,4 keer zo veel op informatie over het komende jaar dan over het afgelopen jaar.[ii] Het bezig zijn met de toekomst lijkt ons te motiveren en gelukkiger te maken.[iii] Zoals de negentiende-eeuwse filosoof Kierkegaard al zei, kan het leven alleen achteraf begrepen worden maar moet het voorwaarts geleefd worden.
Verrast in het heden
Wat zit er achter dat verlangen om te weten wat de toekomst ons brengt? Dat is onze behoefte om grip te hebben op gebeurtenissen. Om niet ons lot lijdzaam te hoeven ondergaan, maar juist het heft in eigen hand te nemen. Om een samenhangende structuur te zien in wat we doen en meemaken. Maar ons leven lijkt toch echt meer op een aaneenschakeling van toevallige gebeurtenissen. En toch zou het prettig zijn als de toekomst ons een tipje van haar sluier liet oplichten. Maar de toekomst is jammer genoeg een ongrijpbaar fenomeen. Het werkt net als in de bekende allegorie over de ezel die door zijn berijder een wortel aan een stok wordt voorgehouden: steeds als hij een stap vooruitzet om een hap te nemen, verwijdert die wortel zich ook een stap vooruit. Motiverend en frustrerend tegelijk dus.
Dat heeft ook te maken met het abstracte karakter van de toekomst – je kunt het niet vastpakken. Terwijl we juist voortdurend omringd zijn door tastbare zaken die in het verleden zijn geproduceerd op basis van relatief oude technologieën. Denk bijvoorbeeld aan huizen, kantoren, winkels, meubelen, eten, kleding, fietsen, auto’s, treinen, vliegtuigen, wegen, luchthavens en stations. Zo’n fysieke omgeving doet iets met je mindset. Daarnaast zijn je zintuigen ook allemaal gericht op het waarnemen van het heden, als overlevingsmechanisme.1 Dit alles versterkt onze neiging om te denken vanuit het verleden en heden. En om dit vervolgens lineair te extrapoleren naar de toekomst. Dit maakt dat de toekomst ons soms lijkt te overvallen, als een enorme surprise party. Veranderingen zijn soms heel klein en ontwikkelen zich langzaam, waardoor ze aan onze waarneming ontsnappen. Maar ineens bereiken ze een bepaalde drempelwaarde en worden manifest, met vaak verreikende gevolgen. En de schrik of vreugde van die openbaring kan ons dan verlammen, als verstijfd staren we in de koplampen van een naderende auto. Zoals de beroemde uitvinder-architect-ontwerper-dichter Richard Buckminster Fuller het mooi omschreef: niets aan de rups zegt je dat het een vlinder gaat worden.
Grip krijgen op het onzichtbare
In feite zijn er drie categorieën van toekomstvoorspellingen. De eerste betreft a priori waarschijnlijkheid: we weten de mogelijke uitkomsten en de frequentie ervan, zoals het gooien van een dobbelsteen waarbij ieder cijfer een kans van 1 op 6 maakt om bovenop te komen. De tweede categorie is statistische waarschijnlijkheid, waarbij we data uit het verleden gebruiken om onze verwachtingen op te baseren. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de weermodellen die het KNMI gebruikt om je te laten weten of je morgen slippers of rubberlaarzen aan moet. En tot slot is er de categorie van schattingen, waarbij je het simpelweg niet weet omdat er geen eerdere gebeurtenissen zijn waarmee je iets kunt vergelijken.[iv] Dat laatste zou je kunnen beschouwen als een soort Catch-22: je had nooit de uitvinding van bijvoorbeeld het wiel kunnen voorspellen omdat je het anders dus al uitgevonden zou hebben.[v]
Zoals in het Cynefin-raamwerk wordt beschreven, gaan veel mensen ervan uit dat situaties duidelijk van aard zijn: er is een voorspelbaar, causaal verband tussen een handeling die je verricht en een vastomlijnde uitkomst daarvan. Maar de meeste situaties zijn juist gecompliceerd, complex of chaotisch. Oftewel, je weet van tevoren niet wat er gaat gebeuren en zult dit proefondervindelijk moeten vaststellen. Er bestaat dus geen standaard aanpak voor, eerder een goede, zich ontwikkelende of nieuwe aanpak.[vi] Je kunt daarin dus niets met zekerheid voorspellen. Je staat als het ware door een verrekijker te turen terwijl je bent omgeven door dichte mist. Mintzberg beschouwt strategie dan ook slechts als het achteraf aanbrengen van een schijnbare structuur in een chaotische stroom van acties.[vii]
Maar waarom is dat zo? Wat maakt de toekomst voorspellen nu eigenlijk zo moeilijk? Er bestaan volgens mij zes valkuilen, uitpuilend van voorspellers die hierin zijn gestapt. De eerste licht ik hieronder toe en de overige vijf in de artikelen die nog volgen.
Voorspellersvalkuil 1: tempoverschillen
Als een van zijn gebruikelijke grappen zei Einstein ooit eens dat de reden dat er zoiets als tijd bestaat is omdat dan niet alles tegelijk gebeurt. Waarna hij aan de hand van zijn relativiteitstheorie probeerde uit te leggen dat tijd in ons heelal niet overal even snel verloopt. Dit geldt ook voor veranderingen. Sommigen daarvan gaan zo langzaam dat ze zich vrijwel aan onze ogen onttrekken, bijvoorbeeld de klimaatverandering of de Kondratieff-golven in innovatie.[viii] En vaak hebben die veranderingen juist fundamentele gevolgen als ze voorbij een bepaalde drempelwaarde komen en er ineens sprake is van een soort sprong, ook omdat ze veelal aritmisch zijn. Als een dief in de nacht lijken ze zich vanuit het onzichtbare plotseling te manifesteren, terwijl het al heel lang gaande was.[ix] De voor ons meest opvallende veranderingen zijn juist de kleinere die zich relatief frequent voordoen, zoals iets met een meer zichtbare, oppervlakkige impact als nieuwe elektronische gadgets of mode (kijk maar eens terug op foto’s van tien jaar terug: grote kans dat je je oprecht afvraagt hoe je die kledingstukken in vredesnaam ooit mooi hebt kunnen vinden). Figuur 1 hieronder illustreert deze verschillen.
Figuur 1: veranderingen verschillen in hun tempo en impact van snel tot langzaam en van oppervlakkig tot diepgaand
Onze aandacht wordt getrokken naar de onderste laag van veranderingen uit Figuur 1, zodat we verrast worden door wat revolutionaire gebeurtenissen lijken, maar wat eigenlijk meer evolutionaire ontwikkelingen zijn die zich na jarenlange ‘voorbereiding’ manifesteren. Zie het als de bekende mindfuck waarbij een gorilla in een drukke scène heel langzaam in beeld verschijnt, zonder dat jij dit opmerkt. Wees je dus bewust van die tempoverschillen.
De tip ligt hier dan ook voor de hand: laat je niet te veel afleiden door het ‘Innovatie Circus’ en hypes, zodat je ook de lange termijn trends goed in de gaten kan houden.
Het is een beetje als in Aesopus’ fabel over de haas en de schildpad: uiteindelijk wint die laatste.
[i] Seligman, M.E.P., Railton, P., Baumeister, R.F. & Sripada, C. (2013). Navigating Into the Future or Driven by the Past. Perspectives on Psychological Science, 8(2), pp 119–141.
[ii] Preis, T., Moat, H.S., Stanley, H.E. & Bishop, S.R. (2012). Quantifying the Advantage of Looking Forward. Nature – Scientific Reports, 2, p 350.
[iii] Oettingen, G. & Mayer, D. (2002). The Motivating Function of Thinking About the Future: Expectations Versus Fantasies. Journal of Personality and Social Psychology, 83(5), pp 1.198–1.212.
[iv] Knight, H.F. (2009). Risk, uncertainty and profit. Signalman Publishing.
[v] Kay, J. (2006). The hare & the tortoise. Erasmus Press.
[vi] Snowden, D.J. & Boone, M.E. (2007). A Leader’s Framework for Decision Making. Harvard Business Review, November, 69–76.
[vii] Mintzberg, H. (2013). Management? It’s Not What You Think! Pearson.
[viii] Schumpeter, J.A. (2006). Business cycles: a theoretical, historical, and statistical analysis of the capitalist process. Martino Pub.
[ix] Ferguson, N. (2012). The Great Degeneration: How Institutions Decay and Economies Die. Penguin Books.